Wat een verdrietig nieuws, dat Huub Klompenhouwer is overleden. Ik ken nauwelijks iemand uit de branche die zo vrolijk en onbekommerd door het leven ging als Huub. Altijd goed gehumeurd, en altijd in de weer met zijn passies: het beursvak, jazzmuziek, schilderen, fotograferen, uit eten. Ook toen hij wist dat hij terminale kanker had, bleef hij vrolijk. Een paar maanden geleden zocht ik hem nog op. We gingen een visje eten en een biertje drinken in Volendam. De chemokuur van de dag ervoor had zijn sporen nagelaten, maar zijn humeur was als altijd onverwoestbaar. “Vervelende dingen hebben ook hun mooie kant, en als je je daar op concentreert, vergeet je de vervelende dingen ook sneller,” vertelde hij. En hij wees naar een mooi horloge van een passant. “Die heeft een mooi horloge, maar ík heb de tijd.” Iedereen in het dorp Edam/Volendam kende Huub en met menigeen knoopte hij een praatje aan om CD’s uit te wisselen, een jazzconcert te bezoeken of een biertje te drinken. Tot het laatst stond hij vol in het leven. In zijn tuin had hij een werkplaats gemaakt, waar hij langspeelplaten met een zelfgemaakte pers tot een schaal perste en daarna beschilderde, vaak met spreuken. Thuis heb ik nog zo’n ‘langspeelplaatschaal’ van hem.
Huub was altijd erg collegiaal. Als ik hem tegenkwam op de elektronicabeurs IFA in Berlijn of de autobeurs IAA in Frankfurt, dan wees hij me op allerlei details en interessante wetenswaardigheden van de beurs. Brainstormen met hem was ook een genot: hij associeerde razendsnel en leek wel een ideeënkanon. Het meest genoot ik nog van zijn humor en wijsheden. Die hielpen hem tegenslagen overwinnen. “Lopen is gewoon een keer meer opstaan dan vallen,” was zijn filosofie. Als levensgenieter pur sang hechtte zeer aan de kwaliteit van zijn leven. Daarom heeft hij, samen met zijn familie en een arts, zelf het moment van afscheid gekozen. Hier legt hij op zijn laatste dag zijn kinderen uit hoe hij zijn langspeelplaten perste:
Volgende week dinsdag is in Edam zijn afscheidsevenement.
Rust zacht, Huub, ik zal je missen.
Jan Jacobs