De netto opbrengst van bijeenkomsten is aantoonbaar hoger, als gekozen wordt voor interactie en als de verzamelde kennis en creativiteit in de zaal ten volle benut worden.
De mogelijkheden om het onderscheid tussen zender en ontvanger weg te laten vallen, zijn eindeloos. Ik doe een paar voorzetten:
De zaal bepaalt:
Begin een onderwerp eens niet met een spreker, maar laat eerst de zaal aan het woord. Zet de ‘expert’ pas later in, als er behoefte ontstaan aan een ‘joker’ die de discussie in perspectief kan plaatsen.
De spreker bindt in:
Erg weinig sprekers hebben het in zich een zaal meer dan 15 minuten te boeien. Waarom geven we ze dan toch iedere keer 30-45 minuten het podium? Laat de spreker zich eens beperken tot een inleiding van 10 minuten, waarna hij de interactie met de zaal aangaat.
Nog sterker kan het zijn de inleiding vooraf op te nemen en on-line te plaatsen, waardoor er op de dag zelf meteen begonnen kan worden met de interactie.
Non-lineaire opbouw:
Veel evenementen houden zich aan de meest logische opbouw. Heb eens het lef die door elkaar te gooien en kom tot verrassende resultaten.
Actief leren:
Jeff Hurt laat in één van zijn blogs zien, dat testen bij ratten hebben aangetoond dat een prikkelende omgeving leidt tot het feitelijk groeien van hersencapaciteit (http://jeffhurtblog.com/2010/04/21/killing-me-softly-with-your-lecture/?utm_source=feedburner&utm_medium=feed&utm_campaign=Feed%3A+MidcourseCorrections+%28Midcourse+Corrections+-+Jeff+Hurt%27s+Blog%29).
Sprankelende concepten:
Ik zeg: traditioneel wanneer dat effectief is, maar vooral vernieuwend als dat zinnig is. Ik geef een verre van volledige lijst concepten, die roept om aanvulling is:
– Stemmen met je lijf: mensen fysiek vragen laten beantwoorden, kan een heel goed alternatief zijn voor dure stemsystemen. Dit kan bijvoorbeeld door ze fysiek op te laten staan, naar een stemvak te lopen of ze meer naar links of rechts langs een muur te laten gaan staan, naarmate ze het meer of minder eens zijn met een stelling.
Dit creëert grote betrokkenheid en maakt in één oogopslag inzichtelijk, hoe de groep denkt over een probleem: kiezen ze allemaal voor een veilige middenweg, is er een kleine minderheid faliekant tegen, zijn de meningen verdeeld over het hele spectrum? Het is daarmee de ideale opmaat naar een goede discussie;
– Praktijkstudie: waarom zou je een volledig afgerond praktijkvoorbeeld behandelen, als je er ook voor kunt kiezen alleen het probleem te schetsen en de aanwezigen gezamenlijk de oplossing te laten bedenken?
– Fishbowl: de groep wordt verdeeld in twee kringen. De binnenste kring discussieert over een onderwerp. De buitenste kring observeert het proces, de groepsdynamiek en de gebruikte argumenten. Na verloop deelt de buitenste ring zijn observaties, waarna de rollen omdraaien;
– Intermezzo: kort (max 5 min.) onderdeel binnen het programma, dat gebruikt kan worden om randvoorwaarden te schetsen, gemeenschappelijke delers te benoemen, feiten vast te stellen. Een intermezzo kan gebruikt worden als brug tussen twee onderdelen of als inleiding tot een discussie. Hij kan bestaan uit een snelle interactie met de zaal, of een korte speech door een erkende authoriteit;
– Open space: een breed scala aan werkvormen, waarin de deelnemers gezamenlijk agenda en aanpak bepalen. http://www.openspaceworld.org/;
– Expert-tafels: een gestructureerd systeem om kennis rond afgebakende onderwerpen te mobiliseren. Aan losse tafels in de ruimte wordt over één onderwerp of stelling gediscussieerd onder leiding van een (zorgvuldig geïnstrueerde) gespreksleider;
– Rolspellen: de ideale vorm om op een veilige manier gecompliceerde problemen te bespreken. Fouten mogen gemaakt worden, dus er wordt veel geleerd;
– World café: Deelnemers lopen van groep naar groep, nemen deel aan steeds wisselende lopende discussies en komen zo gezamenlijk tot verrassende oplossing. http://www.theworldcafe.com/